De Laekense herder  is ook één van de vier variëteiten van de Belgische herder. Naast de Mechelaar, Groenendaler en Tervueren is de Laekense herder het minder gekende broertje.

Hij stamt af uit de 13de eeuw en werd gebruikt als waakhond op de bleekvelden van linnenweverijen in de buurt van het plaatsje Boom. 

Later werd hij ook gebruikt om de kudde schapen te beschermen en te drijven op het kasteel van Laeken, waaraan hij zijn naam te danken heeft

De laekense herder heeft een ruwe vacht en dat zorgt voor zijn unieke uiterlijke. Over het gehele lichaam is het haar ongeveer 6  cm lang. Op het hoofd is een duidelijke garnituur aanwezig, maar dat mag niet overdreven zijn zodat we de belijning van het hoofd nog kunnen onderscheiden. De kleur was vroeger donker asgrauw, nu is ze net zoals die van de Mechelse herder of van de Tervurense herder, namelijk vaalros. Vooral op de snuit en de staart is hij donker gevlamd. Ook de laekense heeft onder zijn warrelige vacht  een gestroomlijnde, wolfachtige lichaamsbouw. Zijn lichaam is stevig en goed geproportioneerd. De oren zien er ietwat klein uit en zijn hoog op het hoofd geplaatst. Zijn gang werk moet vrij, actief en levendig zijn.

 

 

Vacht verzorging

 

De laekense herder is de ruwharige variëteit van de Belgische herder. Daar mee bedoeld men dat de hond een droge, harde ruwe vacht heeft. Normaal vraagt deze vacht weinig of geen verzorging. Indien de hond zich heeft vuil gemaakt, laat men de vacht gewoon drogen en dan kan men het vuil met een grove borstel er uitborstelen. De Laekense verliest slechts beperkt haren, maar moet ongeveer 2 x per jaar getrimd worden om een gezonde ruwe vacht te behouden.

Er bestaan heel wat misverstanden en vooroordelen over het woord 'trimmen'. Alleen het woord al, wat een onderdeel vormt van het woord 'trimsalon', zorgt voor verwarring. Het Engelse 'to trim' betekent keurig in orde brengen, snoeien, bijknippen, opknappen, opsmukken, enzovoort. Daaruit is in het Nederlands het woord 'trimmen' ontstaan, als 'het in orde brengen van de vacht van een hond'. Algemeen wordt het nu gebruikt om aan te duiden dat de vacht 'geplukt' of 'gestript' wordt. Het strippen betekent het dode haar tussen duim en wijsvinger in de groeirichting wegtrekken. Hier komt geen schaar of scheerapparaat aan te pas. In feite worden dus enkel ruwharige honden 'getrimd' !
Wat gebeurt er bij het 'trimmen' ? Bij het trimmen wordt het dode haar uit de vacht van de hond verwijderd. Wanneer de hond trimrijp is (twee maal per jaar - voorjaar en najaar) verloopt dit verwijderen vlot, al blijft het natuurlijk een manuele arbeidsintensieve bezigheid. De dode haren worden dus met de hand uit de vacht geplukt of verwijderd met een trimmes. Eigenaars staan na een trimbeurt vaak verstomd hoeveel dode haar er in de vacht van hun hond aanwezig was. Deze behandeling is voor de hond volledig pijnloos, want het trimmen mag slechts gebeuren als de hond volledig trimrijp is, m.a.w. als de dode haren loslaten. Door het verwijderen van die dode haren voelt de hond zich ook heel wat beter. De vacht is luchtiger, zodat de huid niet kan verstikken.  Ook voor de eigenaar is dit een aangenaam feit, want die zal heel wat minder dode haren in zijn huis terugvinden.

Gaat men een plukhond scheren dan blijft het oude haar in het haarzakje zitten.

De groeipunt is er afgeknipt / geschoren, waardoor de kiem in het haarzakje een seintje krijgt dat het haar nog niet de goede lengte heeft waardoor het weer wil gaan groeien. Maar omdat het eigenlijk dood haar is wat is ingekort krijgt het ook niet meer voldoende voeding. Waardoor een dun soort wolhaar zich gaat ontwikkelen. Er zit ook minder pigment in waardoor de kleur ook fletser wordt. Deze honden hebben een zachte wollige vacht die niet mooi glanst.