Belgische Herdershond anno 1894

 

 

Algemeen voorkomen

 

Toont een vernuftige boerschen hond aan , gewend aan het buitenleven, gebouwd om weerstand te bieden aan de ongestadigheid van het jaargetijde en aan de wisselende weergesteldheden, die zo gevoelig kunnen zijn in het Belgische klimaat.

Aan zijn aangeboren aanleg van kuddebewaker, paart hij de goede eigenschap van een uitstekende waakhond te zijn.

Als het nodig is, zal hij niet twijfelen vurig zijn meester te verdedigen. De Belgische herdershond is waakzaam en opmerkzaam, steeds in beweging schijnt hij onvermoeid.

Hij heeft een voorliefde om zich steeds in een cirkel te bewegen, lieverd dan in een rechte lijn.

Zijn haar steeds overvloedig en gesloten, een uitstekend beveiligend omhulsel vormend.

 

 

Kop lang, hersenpan niet te breed, voorhoofd eerder plat dan gerond, snuit puntig, stop weinig ontwikkeld.

Neus zwart.

Ogen, bruin of geelachtig, oogopslag onderzoekend en vernuftig.

Oren, driehoekig, stijf en opstaande, goed geplaatst en half lang. Honden met geknipte oren worden gediskwalificeerd.

Nek rond, tamelijk lang.

Schouders, lang en schuin een zeer scherpe hoek vormende met de bovenarm.

Borst, weinig breed, doch daarentegen diep en afhellend, zoals bij alle dieren die zich snel kunnen bewegen.

Rug, recht breed en sterk middelmatig lang.

Buik, matig opgetrokken niet afhangend of windhondachtig.

Achterhand, flink gespierd.

Poten recht goed geplaatst niet buitenwaarts, bovenarm lang, gewrichten regelmatig.

Voeten ronde kattenvoeten.

Staart dikke aan de wortel, van middelbare lengt, verschillend naar mate de soort van de hond .In rust houdt de hond de staart laag, de punt naar beneden gedraaid, op de hoogte van het spronggewricht. In beweging houdt hij de staart op een lichte kromming, geen krul of scheef gedragen staart. Dikwijls worden er herdershonden geboren zonder staart, die met een stompje, of waar van de staart is ingekort, worden gediskwalificeerd

Schouderhoogte ongeveer 55 cm.

Gewicht ongeveer 24 kilo

 

 

De langhaar

 

Kleur, geheel éénkleurig zwart.

Haar, vlakliggend haar over de gehele oppervlakte van het lichaam, uitgezonderd de kop, buitenste gedeelte van het oor en het onderste gedeelte van de ledenmaten, de ingang van het oor is beschermd door lang en dicht haar.

Nek is begroeid met lang en overvloedig haar een halskraag vormend.

Voorarm deze is aan het achterste gedeelte van af de knie tot aan de enkel behaard met lange franje. De achterhand is bedekt met lang overvloedig haar.

Staart vormt een pluim

 

 De korthaar

 

Kleur grauw geel met zwart masker

Haar, kort op het gehele lichaam kop en onderste gedeelte der ledematen, daarentegen half kort en dichter om de nek en de staart en daarenboven op de heupen langer.

Staart langer behaard.

Fouten haar half lang en ruw haar tussen het kort haar.

 

 De   Ruwhaar

 

Kleur, donker asgrauw.

Haar, hard, ruw, droog en verwilderd. De lengte is over het gehele lichaam vrijwel van de zelfde, ongeveer 2 tot 3 cm.

Nog de wenkbrauwen, nog de baard of snorren mogen de kop een gelijkenis geven met de Barbet of met de Chien de Brie.

Staart, zonder veder.

Fouten, te lange of zijdeachtige gekruld of gegolfd haar. Proppen vilt tussen het haar. Te lang haar op de kop of om de ogen en te zwaar behaarde staart.